Meerwaarde op handelsfondsen: volledig belastbaar
Als u activa van uw onderneming verkoopt, dan is de meerwaarde die u realiseert belastbaar. Als u de verkoopprijs weer investeert, dan kan u genieten van een gespreide belasting. Maar, in tegenstelling tot de meerwaarde op materiële vaste activa is dat stelsel voor immateriële vaste activa niet zo evident.
Gespreide taxatie
Als u een meerwaarde realiseert op activa uit uw onderneming, dan is die meerwaarde gewoon belastbare winst in het jaar waarin u de meerwaarde realiseert.
Er bestaan enkele uitzonderingen op deze regel zoals bijvoorbeeld de gedwongen meerwaarde waarbij de meerwaarde die u realiseert het gevolg is van een extern feit (bijvoorbeeld een onteigening).
Een andere afwijking van de algemene regel geldt voor goederen die sedert meer dan 5 jaar de aard van materiële vaste activa hebben en voor immateriële vaste activa van meer dan 5 jaar waarop fiscaal afschrijvingen werden aanvaard. Als u dergelijke activa overdraagt met winst, dan is de meerwaarde in principe wel belastbaar maar u kan de belasting spreiden.
De belangrijkste voorwaarde voor de gespreide taxatie is dat u de opbrengst van de verkoop herbelegt in andere, afschrijfbare activa. De meerwaarde die u realiseerde wordt dan belast over de periode dat u het activum waarin u wederbelegde, afschrijft. Kiest u bijvoorbeeld voor de herbelegging in een gebouw, dan bent u al gauw vertrokken voor een afschrijving (en dus belastingspreiding) over 25, 30 jaar, of zelfs langer.
Kan dat ook voor goodwill?
De spreiding van de belasting kan voor alle immateriële en materiële vaste activa. Indien uw handelsfonds als een actief in uw boeken staat, kan u het dus verkopen en de meerwaarde (mits wederbelegging uiteraard) gespreid laten belasten.
Maar helaas is dat niet zo evident omdat de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (de waakhond voor de uniforme interpretatie van de boekhoudwetgeving) van mening is dat het cliënteel dat door de vennootschap zelf wordt opgebouwd slechts zeer uitzonderlijk mag worden geactiveerd. Algemeen wordt daarom aangenomen dat als u zelf opgebouwd cliënteel overdraagt, de meerwaarde daarop niet kan genieten van de gespreide belasting.
Zou u echter zelf goodwill hebben aangeschaft, dan is dat wellicht wel geboekt als een immaterieel vast activum en dan heeft u daar wellicht wel afschrijvingen op geboekt die fiscaal aanvaard werden. In die omstandigheden lijkt niets u nog in de weg te staan om de gespreide belasting te vragen op de meerwaarde bij wederverkoop... tenzij de fiscus niet akkoord zou zijn.
Een casus
Een tandarts koopt in 2001 goodwill over van een andere tandarts voor 85.000 euro. Die goodwill wordt afgeschreven over een periode van 10 jaar. In 2012 wordt de goodwill opnieuw overgedragen voor 500.000 euro. De praktijk is ondertussen ook van naam veranderd, en is nu een gemeenschappelijke praktijk van een 5-tal tandartsen.
Komt de meerwaarde op de goodwill in aanmerking voor gespreide belasting. Waar u zou verwachten dat toch minstens de oude goodwill (85.000 euro) nog in aanmerking zou komen, is de fiscus resoluut: de meerwaarde op de goodwill kwalificeert niet voor de gespreide belasting.
De fiscus is van mening dat de goodwill die nu wordt verkocht allemaal nieuwe goodwill is. De oude goodwill was volledig afgeschreven (wat er dus zou moeten op wijzen dat van dat cliënteel niemand nog overblijft) maar verder was ook de naam van de vennootschap veranderd en waren er verschillende nieuwe tandartsen bijgekomen.
Klanten zijn ook niet gebonden aan hun tandarts en is er ook geen vestigingswet of vergunningsreglementering voor tandartsen. Met andere woorden het oude cliënteel is na meer dan 10 jaar eigenlijk onbestaande geworden en het cliënteel dat nu wordt verkocht is uitsluitend nieuw.
Feitenkwestie
Dit arrest van het hof van beroep van Antwerpen van 6 november 2018 toont vooral aan dat gespreide belasting voor goodwill wel degelijk kan, maar dat u moet kunnen hard maken dat u het overgedragen cliënteel a) heeft overgenomen en niet zelf gecreëerd en b) het nog steeds bestaat.
En dat is een feitenkwestie.
Ook als u met een dergelijke vraag naar de dienst voor voorafgaande beslissingen zou stappen, zal u met dezelfde bewijslast geconfronteerd worden.