Overbrenging van goederen naar een andere lidstaat: minder strenge btw-formaliteiten
Het Hof van Justitie van de Europese Unie stelt zich in recente uitspraken steeds vaker soepel op ten aanzien van formele voorwaarden. Daardoor kunnen belastingplichtigen als ze aan de materiële voorwaarden voldoen, genieten van een btw-vrijstelling ook als ze niet alle formele voorwaarden hebben vervuld. Het is dus niet langer een ramp als niet het juiste document werd ingevuld, of als niet alle gegevens (correct) werden ingevuld. Maar wat betekent dat nu precies voor de overbrenging? Een korte analyse.
De overbrenging
Er is sprake van een overbrenging wanneer een goed door een belastingplichtige (of voor zijn rekening) voor zijn bedrijfsdoeleinden wordt verstuurd of verzonden naar een andere lidstaat van de Europese Unie.
Zo'n overbrenging wordt gelijkgesteld met een intracommunautaire levering en intracommunautaire verwerving. Dat wil zeggen dat een overbrenging op dezelfde manier wordt behandeld voor de btw. In de lidstaat van vertrek vindt een vrijgestelde intracommunautaire levering (ICL) plaats. In de lidstaat van aankomst vindt dan een belaste intracommunautaire verwerving (ICV) plaats.
Voorwaarden van de vrijstelling
Om een vrijgestelde intracommunautaire levering en dus ook een overbrenging te kunnen doen, moeten er een aantal voorwaarden worden vervuld.
In de eerste plaats moeten de goederen werkelijk worden verzonden of vervoerd van België naar een andere lidstaat van de EU. Het vervoer mag gebeuren door de belastingplichtige verkoper of door de klant, of voor hun rekening. Als het vervoer gebeurt door/voor de rekening van een volgende persoon (klant van klant in een verkoopsketting), is er geen vrijstelling.
Ten tweede moet de klant zelf ook een belastingplichtige voor de btw zijn. Hij doet immers in zijn land (waar de levering toekomt) een belaste intracommunautaire verwerving.
Formele voorwaarden
Erg belangrijk is dat er ook formele voorwaarden moeten worden vervuld. Het vervoer of de verzending buiten België moet kunnen worden bewezen met documenten. Sinds 1 juli 2016 aanvaardt de Belgische fiscus al dat dit bewezen wordt met een vereenvoudigd document, het bestemmingsdocument. De belastingplichtige moet een stuk opmaken waarop hij onder meer het btw-identificatienummer van de afnemer moet vermelden. De mededeling van dit btw-identificatienummer is immers een bewijs dat de overbrenging is gebeurd voor de doeleinden van de economische activiteit van de btw-belastingplichtige en dat die als dusdanig optreedt in de lidstaat van aankomst. Met andere woorden met die formele voorwaarde kan de belastingplichtige aantonen dat de materiële voorwaarde is vervuld.
Soepele houding van het Hof van Justitie
Ook het Hof van Justitie stelt zich vandaag de dag soepeler op ten opzichte van de formele btw-verplichtingen. Het Hof hecht meer belang aan de materiële voorwaarden. Als die materiële voorwaarden voor het verkrijgen van de vrijstelling zijn voldaan, moet de vrijstelling worden verleend. Zelfs als de belastingplichtige niet alle formele voorwaarden heeft vervuld, bv. wanneer hij niet alle vereiste gegevens heeft vermeld op het stuk dat hij heeft opgemaakt. Het melden van het btw-identificatienummer is voor het Hof in feite geen essentiële voorwaarde om een intracommunautaire overbrenging vrij te stellen. Het loutere feit dat deze formele voorwaarde niet werd vervult, kan dus niet rechtvaardigen dat de vrijstelling wordt geweigerd.
Wat nu?
Het Hof stelt zich soepel op, maar dit wil niet zeggen dat de formele voorwaarden helemaal niets meer betekenen. Als door de niet-nakoming van de formele voorwaarde niet meer kan worden gecontroleerd of die materiële voorwaarde is vervuld, kan de vrijstelling niet toegepast worden. Daarnaast geldt de soepele houding ook niet voor belastingplichtigen die opzettelijk fraude plegen.
Gevolgen voor Belgische belastingplichtigen?
De uitspraak van het Hof kwam er in een Duitse zaak. Ook in België zal de redenering van het Hof evenwel toegepast kunnen worden.